De Nederlandse bijdrage aan de ontwikkeling van de piano

Vleugelpiano


Vleugelpiano van J.L. Dulcken, 1794.
Dit instrument van Jan Lodewijk Dulcken wordt beschouwd als een van de eerste Nederlandse vleugels (naar een model van J.A. Stein)
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

De 18e eeuw kent, globaal genomen, drie verschillende typen snaar­instrumenten met toetsen: het klavecimbel, het klavichord en de pianoforte. Deze instrumenten kunnen op eenvoudige wijze van elkaar worden onderscheiden door de manier waarop de snaren tot klinken worden gebracht. Het meest verbreid en technisch ontwikkeld was het klavecimbel, waarvan de snaren door middel van ravenpennen worden aangetokkeld. Het klavichord was veel bescheidener van toon en constructie. De snaren worden met een metalen stilt aangeslagen.

 

Tafelpiano

Tafelpiano van P. Fabritius, Den Haag, 1808. Dit instrument van ''Faiseur d'instruments de musique" P. Fabritius is de oudste bewaard gebleven tafelpiano uit Den Haag. Het valt op door zijn evenwichtige vormgeving in empire-stijl en door de verfijnde combinatie van houtsoorten. (Mahonie en Esdoorn, met sier­ banden van satijnhout.)

Tenslotte bracht de 18e eeuw de ontwikkeling van een nieuw toetsinstrument, de pianoforte. Bij de piano- forte worden de snaren met een hamer­ mechanisme tot klinken gebracht Had de pianoforte aanvankelijk veel concurrentie van het klavichord en het klavecimbel, al vrij snel nam de belangstelling voor de pianoforte toe. Als gevolg daarvan gingen veel instrumentenbouwers zich meer en meer toeleggen op de bouw van pianofortes. In de eerste helft van de 18e eeuw gebeurde dit zeer incidenteel . Pas na 1760 kan men spreken van een enigszins regelmatige productie. Zo ontstonden er in verschillende Europese landen centra van pianofortebouw.

De ontwikkeling van de piano in Nederland.

Hoe was nu de situatie in Nederland? Temidden van de grootste centra in Engeland, Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk nam de pianiofortebouw in Nederland een betrekkelijk bescheiden plaats in. Daarvoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. De Verenigde Nederlanden hebben zich na de grote politieke en economische verschuivingen die door de Franse Revolutie waren veroorzaakt, slechts langzaam kunnen herstellen. Van een economische opbloei is pas na 1814 sprake.
Wanneer wij nu willen nagaan wanneer de instrumentenbouwers in Nederland zich gingen interesseren voor de pianoforte, dan zijn wij aangewezen op schaarse krantenberichten. De vroegste vermelding vindt men in de Amsterdamse Courant van zaterdag 15 juli 1758, waarin de orgel­ bouwer Hendrik Blatz twee 'superbe Forte Piano, zijnde Hamerwerk' te koop aanbiedt.


Apollopiano

Apollopiano van Meincke en Pieter Meyer Amsterdam, ca.1815. Het zeer apartemodel van deze piano is afkomstig van de Weense pianobouwers J. Wachtl enJ.F. Bleyer. Het hier afgebeelde exemplaar heeft sinds de 1ge eeuw in het Amsterdamse Paleis op de Dam gestaan. In 1962 werd het door het Koninklijk Huis in bruik­leen gegeven aan het Haags Gemeentemuseum.

Veel later, in 1779, bericht.de­ zelfde krant dat Meincke Meyer, komend uit Londen waar hij de compagnon van Joh. Zumpe was, zich met zijn broer Pieter in Amsterdam als pianofortebouwer heeft gevestigd. Uit deze berichten blijkt dat in ieder geval sinds het midden van de 18e eeuw de pianoforte in de hoofdstad bekend was. M. en P. Meyer waren waarschijnlijk de eersten die hier een geregelde productie hebben aangedurfd. Natuurlijk volgden andere bouwers hun voorbeeld.

Giraffepiano

Giraffepiano van J. van Raay, Amsterdam, ca. 1825. Joannes van Raay was een van de belangrijkste Nederlandse pianobouwers. Dit luxueus uitgevoerde instrument in Biedermeier stijl heeft een mahoniehouten kast, waarbij de beide uitneembare voorpanelen zijn bekleed met donkergroene stof. Bij giraffepiano's komen dikwijls uitzonderlijkveel pedalen voor. De zes pedalen van dit instrument hebben de volgende functies: demping, fagot (baskant), dolce (baskant), dolce (geheel), verschuiving, triangel met trom.

In hoeverre dit nog in de laatste decennia van de 18e eeuw gebeurde, is niet bekend. Zeker is dat buiten Amsterdam de bouw van pianofortes pas na 1800 goed op gang is gekomen. Het waren niet alleen Nederlanders die hier in de pianofortebouw werkzaam waren. Vooral uit Duitsland kwamen veel vaklieden die of bij een Nederlandse bouwer gingen werken of zelf een bedrijf opzetten. In technisch opzicht hebben de Nederlandse bouwers zich vooral gericht op de Engelse techniek, met name die van de firma J. Broadwood & Sons.
Ook zijn waarschijnlijk veel buitenlandse pianofortes hier in licentie gemaakt Enkele typen hamerklavieren. Tot nu toe gebruikte term piano­ forte behoeft nadere toelichting. Deze term gaat terug tot de grondlegger van de pianofortebouw, de Italiaan Cristofori, die aan zijn nieuwe instrument de naam 'gravicembalo col piano e forte' (klavecimbel met zacht en hard) gaf. Hieruit kwamen later twee benamingen voort: pianoforte en fortepiano, die in verschillende landen door elkaar werden gebruikt als verzamelnaam voor een toetsinstrument met hamers (hamerklavier).

Rechtopstaande piano Raay

Rechtopstaande piano van J. van Raay I. & Zonen, Amsterdam, ca.1840.
Nederlandse voorbeelden van rechtopstaande piano’s zijn een grote zeldzaamheid. De kast van dit model is van mahonie met ingelegde messing biezen. Het vrij ver uitstekende toetsenbord wordt ondersteund door poten in de vorm van een vioolkrul, voorzien van metalen klauwen. De onder- en bovenkast hebben deuren.


In de loop van de 18e eeuw werden diverse typen hamerklavieren ontwikkeld die gaandeweg een eigen benaming kregen:
vleugel (snaren horizontaal, in het verlengde van de toetsen; asymmetrisch model)
tafelpiano (snaren horizontaal, haaks op de toetsen; breed, recht­ hoekig model)
giraffepiano (snaren verticaal; hoog asymmetrisch model) .
Piramidepiano (snaren bijna verticaal; piramidaal model)
Kabinetpiano (snaren verticaal; vrij hoog rechthoekig model)
Als laatste telg ontstond in de 19ge eeuw onze huidige piano (pianino) (snaren verticaal en/of schuin; recht- hoekig model).

Piramidepiano
Piramidepiano van J. van Raay & Zonen Amsterdam, ca.1840. Dit is de enige piramide­ vormige piano die, voor zover bekend, van de firma Van Raay bewaard is gebleven. Hoewel de productiecijfers ontbreken, ziet het er naar uit, dat de streng symmetrische piramidepiano's over het alqemeen minder in trek waren dan de giraffepiano's. Er zijn vier pedalen: verschuiving (1 snaar wordt aangeslagen), verschuiving . (2 snaren worden aangeslagen), dolce, demping.

 

De Nederlandse instrumentenbouwers uit die tijd hebben zich bijna uitsluitend toegelegd op de productie van tafelpiano's. Dit type was, zeker tot omstreeks 1840, het meest gangbaar in de huiskamer. De vervaardiging van vleugels is veel kostbaarder en werd vooral om economische redenen achterwege gelaten. Opvallend is echter dat in de eerste 4 helft van de 1ge eeuw in Nederland ook vrij veel giraffepiano's werden gebouwd. Nieuwe ontwikkelingen. Na de stormachtige opkomst van de piano in de 18e eeuw, komt de ontwikkeling halverwege de 19e eeuw vrijwel stil te staan. Niet dat het instrument daarom minder populair zou zijn, integendeel. Het wachten was echter op nieuwere, betere en verfijndere productietechnieken. Technieken die pas tijdens en na de Industriële revolutie omstreeks 1900 ontdekt werden. SPI Speelde Nederland aanvankelijk een nogal bescheiden rol op het. gebied van de productie en verbetering van piano's, na 1900 kwam daar verandering in. Nederlandse pianobouwers uit die tijd waren o.a. J.F. Cuypers, C. Quispel, M.J.H. Kessels, A. Mes en A. Hahn. In 1937 legde J.J. Rippen opnieuw de basis voor een Nederlandse pianofabriek.

Rippen Maestro
Maestropiano van J.J. Rippen
Den Haag, 1937.
De eerste piano van J.J. Rippen. Duidelijk is te zien hoe de kast van de piano de vorm van de en lange snaren. volgt. Doordat alle snaren. Bij dit model over een kam lopen, ontstaat een. vol gelijkvormig klank- karakter van hoog tot laag.

De eerste piano waarmee Rippen bekendheid kreeg was de “Maestro”. J.J. Rippen zei hierover: “Begin met het tekenen van de korte snaren tot aan de lange bassnaren. Houdt alle snaren evenwijdig en leg ze over een doorlopende kam waardoor een volkomen gelijkvormig klankkarakter ontstaat van hoog tot laag.
Bouw dan de kast functioneel om dit ontwerp heen, daarbij het lijnen­ spel van de lange en korte snaren volgend zoals dat gebruikelijk is bij de vleugel en de harp. Het resultaat moet zijn: een ideale toon en een ideale vormgeving". Een andere vinding was de toepassing van een zogenaamde Rippen Perma-toon zangbodem. Een zangbodem versterkt en kleurt de toon die door de trillende snaar wordt opgewekt. Voor een duurzame toonkwaliteit is de constructie van een zangbodem dus van vitaal belang.
De Rippen zangbodem is ge- maakt van het fijnste naaldhout uit Canada en Roemenië. Bomen die op de schralere, koudere en van de zon afgekeerde berghellingen langzaam en recht omhoog groeien. Daardoor ontstaat de zo belangrijke rechte structuur met dicht naast elkaar liggende jaarringen. De zangbodem van een Rippen piano behoudt zijn toonvormende kwaliteit, ook bij wisselingen in temperatuur of luchtvochtigheid.  

Bouwde Rippen zijn piano’s oorspronkelijk alleen uit liefhebberij, na de succesvolle introductie van de Maestro groeide Rippen al snel uit tot een familiebedrijf waar vakmanschap, toewijding en ervaring van vader op zoon over gingen.

Maar uiteraard is men bij, Rippen niet alleen aangewezen op vak­ manschap en ervaring. Dankzij moderne technieken zoals bijvoorbeeld het analyseren van de toonkwaliteit, en daarbij een nauwe samenwerking met wetenschappers en musici, is de kwaliteit en de duurzaamheid van de piano's steeds verder verbeterd.
En als we het over duurzaamheid en kwaliteit hebben, mogen we ook de controle daarop niet onvermeld laten. Bij Rippen wordt iedere fase in het productieproces afgesloten met een controle. Dat betekent dat er een strenge controle is bij de selectie van de toegepaste materialen, bij de bewerking van het hout, bij de fabricage van het frame, bij de montage van de snaren en de zangbodem, bij het stemmen en bij het afregelen.

Piano productie

Afregelen en controle. Het afregelen van een piano is een precies werkje dat veel vak­ manschap en ervaring vereist. Na de montage van het mechaniek en het klavier wordt alles nog eens grondig gecontroleerd. Pas als alles in orde is bevonden, is de piano in spe klaar voor de volgende fase van het productieproces.

Alleen zo weten ze bij Rippen zeker dat alle aandacht en zorg die er aan de bouw van de piano's besteed is, in de praktijk voor de volle 100% tot z'n recht komt.

Einde vorige eeuw hield Rippen in Nederland helaas op te bestaan als zelfstandige Nederlandse pianofabrikant. Inmiddels is de fa. Bol piano’s te Veenendaal, Nederland de nieuwe eigenaar van de rechten en ontwerpen en worden de piano’s in de loop van 2018 weer in assemblage vervaardigd vanuit Veenendaal. De piano’s worden wereldwijd geëxporteerd.

Rippen Romance

De Romance van Rippen
Samen met de Belcanto en Nocturne is de Romance een veelgevraagd model uit het Rippen assortiment. Het evenwichtige klank karakter, de sublieme toon­kwaliteit en het stijlvolle uiterlijk zijn hier zeker niet vreemd aan.


Dat men ook in het buitenland waardering had voor degelijk Hollands vakmanschap wordt wel bewezen door het feit dat Rippen piano's over de hele wereld geëxporteerd werden.